Zeldzaam en schuw
De das is na de wolf het grootste landroofdier in ons land. Hij behoort tot de familie van de marterachtigen, net als onder meer de otter, hermelijn, steen- en de boommarter. De zwart-wittekening op zijn vacht maakt hem makkelijk te herkennen. Maar ‘in het wild’ zul je hem niet snel zien, want hij is schuw en leeft vooral ’s nachts.
Wetenschappelijke naam
Meles meles
De das is na de wolf het grootste landroofdier in ons land. Hij behoort tot de familie van de marterachtigen, net als onder meer de otter, wezel, hermelijn, de steen- en de boommarter. De zwart-wittekening op zijn vacht maakt hem makkelijk te herkennen. Maar ‘in het echt’ zul je hem niet snel zien, want hij is schuw en leeft vooral ’s nachts.
Dassen in het Park
In het Park zijn verschillende dassenholen (burchten), die soms al wel dertig of veertig jaar oud zijn. Bij het beheer van het Park wordt voorzichtig omgegaan met deze burchten, zodat ze niet beschadigen. Helaas zien we dat wolven een aantal burchten hebben opengegraven. Waarom ze dat doen is onbekend en we weten ook niet wat het voor gevolgen heeft voor de dassen. Dit is het onderzoeken waard.
De wildweides in het Park zijn niet alleen gunstig voor het wild, maar ook voor dassen.
De weides worden bemest, waardoor er organische stoffen in de grond komen. Dit trekt regenwormen aan en die worden gegeten door dassen.
Uiterlijke kenmerken
Dassen hebben een zwaargebouwd en gedrongen lichaam. De kop is breed, met een spitse, beweeglijke snuit. Ze hebben korte, sterke poten en stevige tenen met lange, gekromde nagels, waarmee ze goed kunnen graven. De staart is breed en ‘bossig’. Onder de staart zitten geurklieren, die een muskusachtige afscheiding kunnen afgeven. Hiermee herkennen ze elkaar.
De lichaamsbouw doet denken aan de bruine beer. Ook de manier van lopen, een karakteristiek hobbelgangetje, lijkt op die van de bruine beer.
De poten, borst en onderbuik hebben kortere zwart-bruine haren, op de rug groeien lange stugge dekharen met daaronder een donzen ondervacht. De zwart-wit gekleurde dekharen geven de das een overwegend grijs uiterlijk.
Een mannetjesdas is moeilijk te onderscheiden van een vrouwtje. Zijn kop is iets breder en zijn staart wat dunner. Een vrouwtje heeft een pluimstaart waarmee ze haar jongen achter zich aan loodst. Een jonge das is te herkennen aan zijn grootte en zijn vaak speelse gedrag. Een jaarling (das van een jaar oud) heeft een gave vacht en smetteloze witte banen bij zijn kop.
Foto gemaakt door: Hans Drijer
Gedrag
Dassen leven in zogeheten burchten, die ze zelf graven in hellingen en heuveltjes. In de loop der jaren kan een burcht uitgroeien tot een bouwwerk met gangen, kamers, rotrondes, verdiepingen en luchtschachten.
De kamers in de burcht zijn ‘gestoffeerd’ met gras, mos, bladeren, dennennaalden en varens. Dassen verversen hun stoffering vaak. Zo maken ze van adelaarsvarens regelmatig een schoon bedje.
Dassen leven in familiegroepen van drie á vier dieren en vaak wonen er meerdere families in een burcht. Ze maken in hun territorium naast een burcht ook een speelplek, krabboom en latrine. De leden van een familiegroep verdrijven andere dassen uit hun territorium. Wel kunnen ze hun huis delen met andere diersoorten, zoals konijnen of een vos.
Het zijn nachtdieren. In de schemering verlaten ze hun burcht en gaan alleen op zoek naar voedsel. Voedselgebieden kunnen tot op een afstand van een tot twee, soms vier kilometer van de burcht liggen.
’s Winters zijn dassen minder actief. Ze teren dan vooral op de vetreserves die ze in de herfst hebben opgebouwd. Ze houden geen winterslaap, maar slapen vaak wel dagen achterelkaar.
In de zomer en herfst bouwen dassen een onderhuidse vetlaag op om de winter door te komen. Tegen de winter zijn ze dan ook zwaarder dan in de lente, wanneer deze vetlaag grotendeels verdwenen is.
De das is een stil dier, maar hij kan wel veel verschillende geluiden maken. Bij opwinding maakt hij mekkerende, tokkende, snuivende of grommende geluiden. In de buurt van de jongen piept en kirt hij. Bij bedreiging is een diep, zwaar gebrom te horen en bij angst, gevechten en hevige pijn schreeuwt hij hard.
Paren en geboorte
Dassen zijn niet monogaam, maar vaak blijft een paar wel zijn hele leven bij elkaar. De paartijd valt in de vroege lente, maar soms ook in de zomermaanden. In februari-maart worden de jongen geboren.
De echte draagtijd bedraagt maar zeven weken. De das heeft net als de boommarter namelijk een vertraagde dracht. Dat betekent dat de ontwikkeling van het embryo tijdens de winter enkele maanden in een soort pauzestand komt.
Een worp bestaat uit twee tot vier jongen. De jongen verlaten na ongeveer twee maanden de burcht om de omgeving te verkennen en hun moeder te vergezellen op haar voedselzoektochten. Vanaf juni durven ze er alleen op uit. Sommige jonge dieren blijven in de familiegroep, andere maken lange trektochten op zoek naar een nieuw territorium.
Voedsel
Dassen eten alles. Het zijn slechte jagers, maar ze scharrelen rustig rond, op zoek naar alles wat eetbaar is. Ze zijn dol op regenwormen, die ze 's nachts in weilanden en open gebieden opsporen. Verder eten ze bosvruchten, gevallen fruit, noten, eikels, knollen, larven, paddenstoelen, knaagdieren, slakken, kevers en andere geleedpotigen. Een das eet 400-600 gram per dag en het duurt vaak enkele uren voordat hij genoeg voedsel heeft gevonden.
Leefgebied
Het leefgebied van een das moet voldoende dekking hebben, weinig verstoring, een groot voedselaanbod en een bodem waarin hij goed kan graven. Zijn burcht bouwt hij graag hoog en droog.
Een das leeft in allerlei soorten omgevingen, maar heeft een voorkeur voor een mozaïeklandschap met (loof- en gemengde) bosjes, heggen en houtwallen, afgewisseld door akkers en grasland. Daarnaast komt hij voor in open terreinen, zoals vochtige heiden.
Gebieden kunnen door de manier van beheer geschikt(er) gemaakt worden voor de das. bijvoorbeeld door het bemesten van graslanden en het onderhouden van houtwallen.
Sporen
In de schemering kun je dassen soms zien, als ze op zoek gaan naar eten. De vele sporen die dassen achterlaten zijn gemakkelijker te vinden, zoals graafsporen van de zoektocht naar voedsel. Ook zijn uitwerpselen, die hij in kleine, diepe putjes doet, zijn te vinden. Zijn loopsporen zijn goed herkenbaar. Ze hebben de vorm van een halve maan met vijf ovale tenen met zware afdrukken van de lange nagels aan de voorpoten tot wel 3 cm. De prenten zijn 5 tot 6 cm breed met een niervormig middenvoetkussen.
Dassenburchten zijn te herkennen aan de grote hoeveelheden zand en gemorst nestmateriaal. Op deze hopen loopt vaak een geul en er zijn dassenharen en loopsporen. Bij oudere burchten zijn vaak 20 tot 30 cm brede wissels tussen de holingangen en foerageergebieden of plekken met nestmateriaal.
Leeftijd
De meeste dassen worden vijf á zes jaar oud. De maximale leeftijd is zo’n vijftien jaar, maar dat komt zelden voor. Veel dassen worden ’s nachts aangereden door auto’s. In het Park is dit gelukkig niet het geval.
Beschermde of bijzondere soortÂ
Tot ver in de vorige eeuw werd er Nederland flink op dassen gejaagd en daalde de stand tot zo’n 1200 in 1980. Door beschermende maatregelen die daarna volgden nam hun aantal geleidelijk weer toe. Dassen zijn sinds 2017 een beschermde diersoort in ons land. Ze vallen onder de wet natuurbescherming en mogen niet worden verstoord of gedood. Dit betekent dat hun leefgebied, inclusief de burchten, ook beschermd is. Hoeveel dassen er tegenwoordig in het Park leven is niet bekend.
Foto gemaakt door: Robbert Maas
Kenmerken
Lengte kop-romp: 65-80 cm (staart: 12-19 cm)
Gewicht: 6,6-16,7 kg
Het mannetje is iets zwaarder en forser dan het vrouwtje
Paartijd: februari – mei & juli – september
Draagtijd: 3 tot 10 maanden (vertraagde dracht)
Aantal jongen: 2-4
Naam volwassen mannetje: beer
Naam volwassen vrouwtje: zeug
Naam jong: welp