Algemeen
Bos op voedselarme bodem bestaat hoofdzakelijk uit grove den. Het aandeel loofbomen is ongeveer 20 procent. Een goede structuur is van groot belang binnen de bossen. Hierbij wordt gekeken naar zowel aanwezige struiklagen als verschillende boomlagen.
Waar in het Park?
Bos op armere groeiplaatsen is met name te vinden op de oude stuifzandlocaties in het midden en in het noordelijke deel van het Park.
Wat groeit er?
Het grootste aandeel van deze bossen hebben grove den als hoofdboomsoorten (77%). Verder is de soortdiversiteit laag; alleen inlandse eik en berk komen in dit bostype in de boomlaag voor. In de ondergroei domineren bosbes en grasvegetaties. Dit bostype is behoorlijk soortarm.
Wat leeft er?
Een grote hoeveelheid aan fauna vindt hun plek binnen het bos op armere groeiplaats. Zoals de appelvink, boomklever, boomleeuwerik, fluiter, geelgors, groene specht, kleine bonte specht, middelste bonte specht, raaf, sijs, vuurgoudhaan, wespendief, wielewaal en de zwarte specht. Ook bosmieren vind je hier.
Beheer/onderhoud
In dit bostype ligt de uitdaging in het stimuleren van een grotere soortdiversiteit. Verjonging is in voldoende mate aanwezig maar betreft hoofdzakelijk grove den waarbij het wenselijk is om juist het aandeel loofbomen te vergroten, bij voorkeur richting een aandeel van vijftig procent.
Cultuurhistorische waarde
Binnen deze groeiplaats bevindt zich een aantal oude bosgroeiplaatsen en oude malebossen zoals het Otterlose bos. Een malebos was het bezit van een groep eigenaren die verenigd waren in een maalschap. Het bos werd ingezet voor het vruchtgebruik. Dit houdt in dat er hout geoogst werd, dieren geakkerd en noten en vruchten verzameld werden. Eiken hakhout is een van de relicten dit hier veel te vinden is. Deze bijzondere boslocaties betreffen vooral eikenbossen.
Het cultuurhistorische gebruik zorgt voor een bijzondere uitgangssituatie met daarbij behorende ecologische kwaliteiten. Het overgrote deel bevindt zich echter op voormalig stuifzand en is aangeplant of ontstaan vanuit natuurlijke verjonging van hoofdzakelijk grove den.